Discriminatie bijtellingsdifferentiatie?
Datum: 02-06-2010
Sinds 2008 wordt bij de hoogte van de fiscale bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak onderscheid gemaakt naar de omvang van de CO2-uitstoot van de auto. Voor zeer zuinige auto’s geldt sindsdien een verlaagde bijtelling van 14%. In 2009 werd ook een tweede verlaagde tussencategorie van kracht, van 20%.
Een berijder, op wiens auto een bijtelling van 25% van toepassing is, legde aan de rechtbank Den Haag voor dat hij vindt dat er sprake is van discriminatie tussen personen met een auto van de zaak waarvoor de 25% bijtelling geldt en personen met een auto van de zaak met een bijtelling van 14%. Hij stelde dat de wetgever onjuiste criteria hanteert: de fiscale bijtelling wordt berekend vanwege het genoten privévoordeel en dat voordeel verschilt niet bij gebruik van auto’s met verschillende CO2-uitstoot. Daarmee zou de wetgever in strijd handelen met het non-discriminatiebeginsel.
De rechter oordeelde dat dit beginsel niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen verbiedt, maar alleen de gevallen die als discriminatie moeten worden beschouwd, omdat een objectieve en redelijke rechtvaardiging ontbreekt. Voor zover er al sprake is van gelijke gevallen, stelt de rechter vast dat de wetgever binnen zijn beoordelingsvrijheid is gebleven. De objectieve en redelijke rechtvaardiging is er in gelegen om het gebruik van een minder milieubelastende auto te stimuleren en heeft terecht voor de uitvoerbaarheid aangesloten bij de Europese richtlijn voor de meting en vaststelling van de CO2-uitstoot.
Mogelijk gaat de belanghebbende hiertegen nog in hoger beroep. Dat zullen wij hier dan melden.
Geplaatst op: 21-06-2010 14:03