Als u bent ingelogd, kunt u dit artikel lezen en onbeperkt verder doorklikken naar en grasduinen door onze andere artikelen.
Meld u aan om alles te zien!
Aanmelden is gratis en is in minder dan twee minuten geregeld.
U krijgt toegang tot interessante en bruikbare informatie over bijtelling, mobiliteitsbudgetten,
private lease en rekentools.
Ook ontvangt u onze nieuwsbrief, zodat u altijd op de hoogte blijft.
Om deze pagina te kunnen zien heeft u minimaal een
Gratis lidmaatschap nodig.
Klik hier om aan te melden!
Over auto's in het algemeen en over plug-in hybrides in het bijzonder bestaat veel discussie over het daadwerkelijk verbruik in vergelijking tot het normverbruik. Op verschillende websites kunt u hierover meer informatie terugvinden. Wij hebben er twee voor u geselecteerd.
http://www.werkelijkverbruik.nl/
http://www.autoweek.nl/verbruiksmonitor
In mei 2013 heeft TNO, in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, een rapport
uitgebracht over het praktijkgebruik van plug-in (hybride) voertuigen. Dit leverde veel commotie op in onder andere de Tweede Kamer, omdat de werkelijke verbruikscijfers niet in verhouding staan tot het normverbruik van deze auto’s.
In het rapport worden de resultaten wel enigszins genuanceerd: "Omdat de plug-ins pas sinds medio 2012 in grotere aantallen worden uitgeleverd, zijn de op dit moment beschikbare data beperkt. De gebruikte steekproef is mogelijk niet voldoende representatief voor de hele Nederlandse populatie plug-in voertuigen." Het rapport geeft meerdere redenen om de hogere verbruikscijfers te verklaren en boven alles wordt benadrukt dat de zuinige auto vooralsnog zuiniger is dan de conventionele auto.
Belangrijkste conclusie uit het rapport is dat het verbruik en de CO2-uitstoot 30% tot 50% hoger ligt dan de norm, hetgeen verklaard zou worden door de inzet van de voertuigen, de rijstijl van de gebruikers en de rijomstandigheden in de praktijk. Het normverbruik wordt getest in een typekeuringstest. Doel hiervan is om het verbruik van verschillende merken en modellen te kunnen vergelijken. In het onderzoek van TNO worden er een paar vraagtekens gezet bij de typekeuring. Zo blijkt dat de geteste voertuigen in praktijk niet altijd gelijk zijn aan de voertuigen in de praktijk. Daarnaast wordt de energieverbruik van bijvoorbeeld verlichting, airconditioning en accessoires niet meegenomen. Een ander voorbeeld is het meten van toegepaste techniek, bijvoorbeeld het start-stop-systeem. In de testcyclus blijkt dit veel meer voordeel te hebben dan in de praktijk. Het is in het voordeel van de fabrikant om zo goed mogelijke cijfers te realiseren tijdens de keuring om het meeste (fiscale)voordeel te kunnen bieden bij een model. Hierdoor worden bepaalde flexibiliteiten zoals de toegestane bandbreedtes in de testprocedure uitgenut. Dit veroorzaakt ook irreële cijfers voor de typekeuring.
Geschat wordt dat de gemiddelde plug-in een kwart van alle kilometers elektrisch rijdt. Dit betekent dat er in de praktijk 2 tot 3 keer zoveel kilometers op benzine/diesel worden gereden dan verwacht. Er zijn verschillende redenen hiervoor aan te wijzen, waaronder de mogelijkheden van laadfaciliteiten. Ook merkt TNO op dat de gemiddelde leaserijder grotere afstanden rijdt (dan de particulier) en veel van deze kilometers op de snelweg waardoor het op tijd kunnen laden relatief lastiger wordt.
Conclusie van TNO is onder andere: "Gebruikers en overheden moeten realistische verwachtingen hebben van de milieuvoordelen van plug-ins en die verwachtingen moeten zo goed mogelijk worden waargemaakt. Het verdient derhalve aanbeveling om te onderzoeken of de typekeuringstest voor plug-in voertuigen kan worden aangepast."