Voor ondernemers is de fiscale behandeling van het privégebruik van de auto van de zaak afhankelijk van de vorm waarin de onderneming wordt gedreven. Bent u een zogenoemde directeur-grootaandeelhouder, een dga, dus eigenaar van een BV, dan geldt in principe hetzelfde als voor werknemers. U heeft immers een dienstbetrekking met uw eigen BV. De algemene informatie onder bijtelling en ritregistratie is op uw situatie van toepassing.

Onderneemt u in de vorm van een eenmanszaak of in een samenwerkingsverband als een vennootschap onder firma (vof), dan dient de bijtelling opgeteld te worden bij de winst en opgenomen in de aangifte inkomstenbelasting.

De ondernemer brengt alle autokosten ten laste van de winst, net als andere bedrijfskosten. De winst wordt - bij het opstellen van de aangifte inkomstenbelasting - weer verhoogd met de bijtelling. De hoogte van de bijtelling wordt op dezelfde manier berekend als de bijtelling van de werknemer. Er is echter één uitzondering: de bijtelling van de ondernemer is nooit hoger dan het bedrag dat de ondernemer daadwerkelijk heeft gemaakt aan autokosten. Zijn de autokosten dus lager dan de bijtelling, dan wordt het lagere bedrag bij de winst opgeteld.

Een voorbeeld:
Een ondernemer heeft een auto van de zaak met een cataloguswaarde van € 40.000,-. Hij rijdt jaarlijks meer dan 500 kilometer met deze auto voor privédoeleinden. In een jaar heeft hij € 6.000,- aan autokosten ten laste van de winst gebracht. De bijtelling zou € 10.000,- bedragen. Er wordt echter maar € 6.000 bijgeteld, namelijk het bedrag van de in aftrek gebrachte autokosten.

Als de kosten van bepaalde privéritten niet ten laste van de winst zijn gebracht, mogen deze kosten in mindering komen op de bijtelling. Dit is vergelijkbaar met de eigen bijdrage van een werknemer.