Ben je werkzaam in de autobranche en maak je gebruik van verschillende (demonstratie)auto's? Lees hieronder meer hoe dan de bijtellingsregeling werkt.
Meld u aan om alles te zien!
Aanmelden is gratis en is in minder dan twee minuten geregeld.
U krijgt toegang tot interessante en bruikbare informatie over bijtelling, mobiliteitsbudgetten,
private lease en rekentools.
Ook ontvangt u onze nieuwsbrief, zodat u altijd op de hoogte blijft.
Om deze pagina te kunnen zien heeft u minimaal een
Gratis lidmaatschap nodig.
Klik hier om aan te melden!
Als u in de autobranche werkt, maakt u misschien gebruik van verschillende (demonstratie)auto's. De catalogusprijs per model kan daardoor variëren. Voor de autobranche heeft de Belastingdienst de Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche gepubliceerd.
De belangrijkste kenmerken van de handreiking zijn:
- De werkgever moet de bijtelling per dag berekenen.
- De werkgever moet de bijtelling baseren op de auto die de werknemer aan het eind van de werkdag meeneemt. Deze auto blijft als basis gelden voor de bijtelling totdat de werknemer de auto weer mee naar het werk terug neemt.
- Voor die dagen waarop de werknemer geen auto naar huis meeneemt, moet de werkgever de bijtelling baseren op de auto waarop in de afgelopen twee maanden de grondslag het vaakst gebaseerd is.
De Belastingdienst geeft het volgende voorbeeld:
Een werknemer rijdt op maandag na werktijd naar huis met auto A. Op dinsdag rijdt hij met auto A naar het werk en na werktijd met auto B naar huis. Op woensdag laat hij auto B thuis staan. Hij gaat met de fiets naar het werk en na werktijd gaat hij ook weer met de fiets naar huis. Op donderdag rijdt hij met auto B naar het werk en gaat hij lopend naar huis. Op vrijdag gaat hij met de fiets naar het werk en na werktijd gaat hij met auto C naar huis. De volgende auto's moeten op de volgende dagen worden bijgeteld:
- maandag: auto A
- dinsdag: auto B
- woensdag: auto B
- donderdag: vaakst bijgetelde auto afgelopen twee maanden
- vrijdag: auto C
- weekend: auto C
Een vaste auto bijtellen
Ook in de autobranche is het mogelijk om een vaste auto bij te tellen. Daarbij spreken de werkgever en werknemer een vaste auto af, die de werknemer na werktijd mag meenemen. De werkgever mag dan onder voorwaarden de grondslag voor de bijtelling op die vaste auto baseren. Er gelden dan wel de nodige voorwaarden:
- De werkgever en de werknemer moeten de afspraken over de vaste auto vastleggen in een schriftelijke overeenkomst.
- De vaste auto wordt geregistreerd in de administratie van de werkgever. Bij wijziging van de vaste auto moet de nieuwe auto opnieuw geregistreerd worden.
Op dagen dat de werknemer de vaste auto niet kan gebruiken en een vervangende auto heeft, kan de werkgever de grondslag voor de bijtelling toch op de vaste auto baseren. Er gelden dan wel vier aanvullende voorwaarden:
- De werknemer kan de vaste auto om zakelijke redenen niet gebruiken. De vaste auto heeft bijvoorbeeld een onderhoudsbeurt of is door een klant meegenomen voor een proefrit.
- De werknemer gebruikt maximaal 15 dagen per kalenderjaar een vervangende auto.
- De werknemer gebruikt een vervangende auto maximaal 5 aaneengesloten dagen.
- De werkgever legt de gegevens van de vervangende auto vast en bewaart deze bij de loonadministratie.
Als de werkgever niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet de bijtelling worden gebaseerd op de vervangende auto.
Convenant BOVAG Autodealers
Voor de autodealers die eerst gebruik konden maken van de autodealerregeling, leidt de nieuwe handreiking tot extra administratieve lasten. Om die enigszins te beperken hebben de Belastingdienst en BOVAG een convenant gesloten. Autodealers die lid zijn van BOVAG kunnen gebruik maken van een door BOVAG ontwikkeld registratiesysteem en hebben onder voorwaarden een ander (verminderd) toezicht door de Belastingdienst.